Mogen God u zegenen Met die dingen die u doet


Heilige Franciscus

Heilige Franciscus

 

Franciscus van Assisi, Italië; diaken, stichter & mysticus;† 1226.

Feest (24 mei: inwijding basiliek[Cal]
& 25 mei: overbrenging stoffelijk overschot naar basiliek
& 17 september (ontvangen der stigmata in 1224)
4 oktober (sterfdag).

Hij werd in 1182 geboren in Assisi, een plaatsje in de Italiaanse landstreek Umbrië, als zoon van de rijke lakenkoopman Pietro Bernardone. Eigenlijk heette hij Giovanni. Maar omdat vader graag pronkte met zijn successen en op het moment van Giovanni's geboorte in Frankrijk verbleef, noemde hij zijn zoon sindsdien Francesco, 'Fransmannetje'. De jongen kreeg de opvoeding die bij zijn status paste. Het maakte hem tot een zelfverzekerde jongeman, vriendelijk in de omgang, vrolijk, in alle takken van sport de beste, gezien bij de meisjes en vrijgevig met geld. Hij droomde ervan ridder te worden. Door gevangenschap en ziekte raakte hij echter in een crisis. Zijn vrienden bleven weg. Heel snel was men hem vergeten. Het werd hem duidelijk dat hij beter kon vertrouwen op God dan op mensen.

De verhalen vertellen dat stemmen hem zeiden de kerk weer op te bouwen. Hij meende dat het ging om een vervallen kerkje in de omgeving van Assisi, de San Damiano. Dat knapte hij op met het geld dat hij verdiende door in de kelder opgeslagen stoffen van zijn vader te verkopen. Deze had hem daar geen toestemming voor gegeven en zag zijn beoogde winsten opgaan aan een zinloze, geld verslindende onderneming. Hij was woedend en sloot hem op. Maar eenmaal vrij ging Franciscus gewoon door. Nu sleepte vader zijn zoon voor de rechter; die verwees de zaak door naar de bisschop. Omstuwd door de hele plaatselijke bevolking klaagde vader zijn zoon aan bij de bisschop en eiste al het geld van zijn zoon terug. Daarop gespte Franciscus voor het oog van alle aanwezigen zijn beurs los en wierp die zijn vader voor de voeten. Vervolgens kleedde hij zich uit tot op het naakte lijf en gooide kledingstuk voor kledingstuk voor zijn vader neer. Nu kwam de bisschop achter de jongeman staan en sloeg zijn mantel om hem heen. Vanaf dat moment was het voor iedereen duidelijk, dat Franciscus voortaan niet meer bij zijn vader hoorde, maar bij de Kerk van Christus (1206).

Hij nam zijn intrek in het kloostertje bij de San-Damianokerk. Daar leidde hij het leven van een kluizenaar. Hij kreeg de bijnaam 'Il Poverello' (‘armoedzaaiertje’) en verlangde er alleen nog naar een huwelijk aan te gaan met Vrouwe Armoede. Hij bedelde zijn voedsel bij elkaar. De eerste keer moest hij kokhalzen toen hij al die restjes en kliekjes zo op elkaar zag liggen. Maar hij wende er gauw aan. Wat hij nog bezat gaf hij weg aan armen en zwervers. 
Na twee jaar begon hij in de omtrek te preken. Zijn boodschap was liefde: liefde voor de Schepper, voor mens, dier en plant. Hij noemde alle schepselen zijn broeders en zusters.
Al heel spoedig sloten zich wat volgelingen bij hem aan. Ze betrokken een huis, Portiuncula en noemden dat hun klooster. Franciscus schreef een heuse regel, die in 1217 door paus Honorius III († 1227) werd goedgekeurd. Nu waren ze een kloosterorde. Ze noemden zich 'Minderbroeders' (Fratres Minores). In korte tijd breidden zij zich uit over heel Italië, Spanje en Frankrijk.

Franciscus en Broeder Johannes 
De heilige Franciscus kwam eens in de buurt van een dorp bij Assisi. Een zekere Johannes, een zeer eenvoudig man, was op het land aan het ploegen. Hij kwam naar de heilige toe en zei: "Ik wil dat u mij als broeder aanneemt, want ik verlang er al lang naar God te gaan dienen." De heilige was om de eenvoud van de man zeer verheugd en antwoordde op dat verzoek: "Als je je bij ons wilt aansluiten, broeder, geef dan alles wat je bezit aan de armen. Wanneer je dat gedaan hebt, zal ik je aannemen." De man wachtte geen moment. Hij spande onmiddellijk zijn ossen uit en bood er één aan de heilige Franciscus aan met de woorden: "Laten we die os dan maar aan de armen geven; dat deel van mijn vaders bezittingen heb ik wel verdiend." De heilige begon te lachten en had grote waardering voor wat de man in zijn eenvoud wilde doen. Maar toen zijn ouders en jongere broers ervan hoorden, kwamen ze in tranen toelopen. Ze waren echter meer bedroefd over die os dan over het verlies van iemand uit hun gezin. "Rustig maar!" zei de heilige toen. "Hier, ik geef jullie de os terug, maar jullie broer neem ik mee." Hij nam de man dus mee, en maakte hem, nadat hij hem met het habijt van de orde had bekleed, om zijn begenadigde eenvoud tot zijn bijzondere metgezel.

Wanneer de heilige Franciscus nu ergens bleef staan om te mediteren, maakte Johannes de Eenvoudige dezelfde bewegingen en gebaren, die de heilige maakte, en bootste ze zo getrouw mogelijk na. Als de heilige spuwde, spuwde hij ook; als de heilige hoestte, deed hij hetzelfde; hij sloot zich bij de man Gods aan, als deze weende, en zorgde ervoor met hem in zijn zuchten gelijk te blijven; hief de heilige zijn armen omhoog, dan zag je hem hetzelfde doen. Zo kunnen we doorgaan; hij hield de heilige nauwkeurig in het oog als zijn voorbeeld en maakte zich in alles een getrouwe kopie van hem. Toen de heilige vader dat in de gaten kreeg, vroeg hij hem, waarom hij dat eigenlijk deed. Hij antwoordde: "Ik heb nu eenmaal beloofd alles te doen wat u doet. Het zou gevaarlijk voor mij zien iets over te slaan." De heilige verheugde zich over de eerlijke, ongekunstelde eenvoud van de man. Maar hij maakte er toch een eind aan door hem vriendelijk te zeggen, dat hij het in de toekomst toch beter niet op die manier kon doen.

Niet lang daarna ging die eenvoudige man, die zich in oprechte onbevangenheid geheel richtte naar de heilige vader, op naar zijn Heer. De heilige stelde zijn leven dikwijls tot voorbeeld voor anderen en noemde hem dan met veel plezier de heílige Johannes, en niet bróeder Johannes. 
[Thomas van Celano 'Franciscus van Assisi. Tweede levensbeschrijving' Vertaling van Pater A.A.C. Sier ofm, Haarlem, Gottmer, 1976 ISBN 90-257-0871-4 p:174-175 (hoofdstuk CXLIII nr.190)]

Reeds in 1212 had zich de edele jonkvrouwe uit Assisi, Clara Scifi († 1253; feest 11 augustus), bij hem aangesloten. Naar diens voorbeeld had ze met thuis gebroken en wist ze aan de greep van haar familie te ontsnappen. Net als Franciscus huwde ze met Vrouwe Armoede en liet zich door hem het kloosterhabijt aantrekken. Zo werden zij samen de stichters van de naar haar genoemde kloosterorde der clarissen. De vrouwen leefden geheel volgens de regel die Franciscus had geschreven. Zowel de mannen als de vrouwen werden gekenmerkt door eenvoud, vrolijkheid, armoede en eerbied jegens alle schepselen.

--- Franciscus' dierenliefde ---

Beroemd zijn de verhalen waaruit Franciscus' dierenliefde blijkt.

--- Franciscus en de worm ---
Zo pakte hij eens vol zorg een worm op van de weg met de woorden: "Maar broeder worm, wees toch voorzichtig bij het oversteken; straks komt er een kar die je onder zijn wielen verplettert." En hij zette het dier liefdevol in de berm.


--- Franciscus preekt voor de vogels ---
Toen hij eens met zijn broeders langs een groep bomen liep, konden ze elkaar niet verstaan vanwege het lawaai dat de vogels maakten. Franciscus besefte dat hij de dieren tekort gedaan had, zei tegen zijn broeders dat ze even moesten wachten, en gebaarde de vogels, dat hij hen iets wilde zeggen. 'Terstond kwamen de vogels die in de bomen zaten, naar hem toe en allen bleven zonder te bewegen voor hem zitten tot hij zijn preek beëindigd had. En ook toen gingen ze niet weg voor hij hun zijn zegen had gegeven. En, zoals broeder Masseus en broeder Jacobus de Massa later vertelden, verroerde geen enkele vogel zich toen Franciscus tussen hen door liep en hen met zijn pij raakte.
De inhoud van de prediking van Sint Franciscus was in grote lijnen de volgende: "Mijn dierbare zustertjes de vogels, jullie zijn God, je Schepper, veel dank verschuldigd en je moet Hem altijd en overal verheerlijken, omdat Hij jullie de vrijheid heeft gegeven om te vliegen waar je maar wilt en tevens omdat Hij jullie dubbele kleding geschonken heeft en enkelen van jullie in de ark van Noach heeft opgenomen opdat jullie soort in stand zou blijven. Ook zijn jullie Hem veel dank verschuldigd voor het element van de lucht, dat Hij jullie heeft toegewezen. Daarbij komt nog, dat hoewel jullie zaaien noch oogsten, God jullie voedt en jullie de rivieren en bronnen geeft om te drinken, bergen en dalen om je in veiligheid te brengen, en hoge bomen om er je nest in te bouwen. En daar je niet kunt spinnen of naaien, kleedt God jullie: jullie en je kinderen. God bemint jullie dus wel in hoge mate, daar Hij jullie met zoveel weldaden overlaadt. Wacht je daarom, geliefde zustertjes, voor de zonde der ondankbaarheid, doch wees er altijd op bedacht God te verheerlijken."
En terwijl Franciscus aldus tot hen sprak, deden al die vogeltjes hun bekjes open, reikten zij hun halsjes, spreidden zij hun vleugeltjes uit en bogen zij eerbiedig hun kopjes tot aan de grond en toonden zij door gebaar en getjilp dat de woorden van de heilige vader hun groot genoegen deden. En Sint Franciscus deelde die vreugde en blijdschap met hen en verbaasde zich zeer over die grote hoeveelheid vogels en over hun prachtige verscheidenheid en over de aandacht waarmee zij naar hem luisterden en alle schuwheid hadden afgelegd; en daarom prees hij in hen godvruchtig de Schepper.
En toen Sint Franciscus zijn prediking besloot, maakte hij een kruisteken over hen en gaf hun verlof weer weg te vliegen; daarop vlogen al die vogeltjes tegelijk op onder wonderschoon gezang en gingen in vier groepen uiteen volgens het kruis dat Sint Franciscus over hen gemaakt had; en zo vloog een deel naar het oosten, een ander deel naar het westen, de derde groep vloog naar het zuiden en de vierde naar het noorden, en iedere groep zong al vliegend zijn mooiste lied. En door zingend uiteen te gaan naar de vier windstreken der wereld, volgens het kruisteken dat Sint Franciscus, de drager van Christus' kruisbanier, over hen gemaakt had, gaven de vogels te kennen dat de boodschap van Christus' kruis zoals zij door Sint Franciscus weer was opgevat, door hem en zijn broeders in heel de wereld moest worden uitgedragen en dat die broeders evenals de vogels niets op deze wereld in eigendom moesten hebben, maar zich voor hun levensonderhoud moesten verlaten op Gods Voorzienigheid alleen. Tot lof van Christus. Amen.' 
[Fioretti nr.16]

--- Sint Franciscus en de bloeddorstige wolf van Gubbio. ---
Toen Franciscus enige tijd in de stad Gubbio verbleef, dook daar in de buurt een enorm grote, angstaanjagende en bloeddorstige wolf op, die niet alleen dieren, maar ook mensen verslond. En omdat die wolf ook dikwijls in de buurt van de stad kwam, verkeerden alle inwoners van Gubbio in schrik en beven. Ieder die stad uit moest, deed dat gewapend, alsof er oorlog was. Maar met dat al stond men hulpeloos tegenover dat woeste beest, indien men het alleen tegenkwam. Tenslotte kwam het zo ver dat niemand meer de stad uit durfde gaan; zo bang waren ze voor die wolf.
Omdat Franciscus met die mensen te doen had, vatte hij het plan op naar die wolf toe te gaan, alhoewel de mensen van de stad hem dat sterk afraadden. En zo tekende hij zich met heilig kruis en ging met zijn gezellen, in vol vertrouwen op God, de stad uit. En toen de anderen aarzelden om verder te gaan, sloeg Franciscus de weg in naar de plek, waar de wolf zich bevond. En ja hoor, op het gezicht van al die mensen die gekomen waren om getuigen te zijn van dat wonder, kwamt de bewuste wolf met opengesperde muil op Franciscus aanrennen. Maar toen hij vlakbij was, maakte Franciscus een kruisteken over hem en riep hem bij zich met de woorden: “Kom hier, broeder wolf. In Christus’ naam beveel ik je noch mij noch iemand anders kwaad te doen.” En toen gebeurde het wonder. Zodra Franciscus het kruisteken had gemaakt, sloot de vreselijke wolf zijn bek en hield zijn vaart in; en op het horen van dat bevel ging hij zachtjes als een lam voor de voeten van Franciscus liggen.
Toen sprak Franciscus hem aldus toe: “Broeder wolf, je berokkent veel schade in deze streek, en je hebt hier veel onheil gesticht door schepselen Gods te verminken en te doden zonder toestemming. En niet alleen heb je dieren gedood en verslonden, maar je hebt je zelfs verstout om mensen, geschapen naar Gods beeld, te doden en te verminken. Daarom verdien je de galg als een rover en een gemene moordenaar. Alle mensen beklagen zich over je gedrag, en zijn tegen je gekant; en heel deze streek is je vijandig gezind. Maar ik wil vrede sluiten tussen jou en hen, broeder wolf, en wel op de volgende voorwaarden: dat jij ze geen kwaad meer zult doen, en dat zij van hun kant jou alles zullen vergeven wat je misdaan hebt, en dat ze je niet meer zullen achtervolgen, de mensen niet en de honden niet.”
Na die woorden gaf de wolf door bewegingen van zijn lijf, zijn staart en zijn oren en door knikken met zijn kop te kennen, dat hij aanvaardde wat Franciscus hem zei en dat hij dat wilde nakomen. Daarop zei Franciscus: “Broeder wolf, daar je deze vrede wilt sluiten en je eraan wilt houden, beloof ik je ervoor te zorgen dat de mensen van deze streek je steeds te eten zullen geven zolang je leeft, zodat je geen honger meer hoeft te lijden; want ik weet heel goed dat je al dat kwaad gedaan hebt, door honger gedreven. Maar omdat ik je die gunst bezorg, wens ik ook, broeder wolf, dat je mij belooft nooit meer een mens of dier schade te berokkenen. Beloof je me dat?” Toen boog de wolf zijn kop en gaf daardoor duidelijk te kennen, dat hij dat beloofde. Maar Franciscus voegde er nog aan toe: “Broeder wolf, ik wens, dat je me een plechtige verzekering van die belofte geeft, zodat ik er werkelijk op vertrouwen kan.” En terwijl Franciscus zijn hand uitstrekte om een plechtige verzekering van de wolf in ontvangst te nemen, richtte de wolf zijn rechter voorpoot op en legde die voorzichtig in de hand van Franciscus, en gaf hem aldus naar vermogen een plechtig bewijs van trouw.
Toen sprak Franciscus: “Broeder wolf, in naam van Jezus Cristus, beveel ik je nu onbeschroomd met mij mee te gaan; dan zullen wij deze vrede in naam van God bekrachtigen.” En heel gehoorzaam ging de wolf als een mak lammetje met hem mee. Vol verbazing zagen de mensen van Gubbio dit alles aan. En als een lopend vuurtje ging dit nieuws door de stad zodat iedereen, groot en klein, man en vrouw, jong en oud, naar de markt toog om de wolf en Franciscus te zien.
En toen ze daar allemaal bijeen stonden, ging Franciscus op een verhoging staan en hield een preek voor hen, waarin hij onder andere zei, dat God om de zonden zulke rampen toelaat; maar dat de vlammen van de hel, omdat die de verdoemden eeuwig folteren, nog veel erger zijn dan de vraatzucht van een wolf, die alleen maar het lichaam kan doden. Hoezeer moeten wij dus de muil van de hel vrezen, wanneer zoveel mensen al in schrik en beven verkeren voor de muil van een armzalig dier.”Keert u daarom tot God, allerliefsten en doet oprecht boete voor uw zonden, dan zal God u in dit leven voor de wolf vrijwaren, en in het toekomstig leven voor de hel.”
Toen hij zijn preek beëindigd had, zei Franciscus: “Luistert, mijn broeders; broeder wolf die hier voor u staat heeft mij beloofd en plechtig verzekerd vrede met u te willen sluiten en u nooit meer in iets te benadelen, als u hem belooft hem iedere dag te geven wat hij nodig heeft; en ik sta er borg voor dat hij dit vredesverdrag stipt zal nakomen.” Toen beloofde het volk als uit één mond hem steeds te zullen voeden. En ten overstaan van allen zei Franciscus toen tot de wolf: “En jij broeder wolf, beloof je deze mensen dit vredesverdrag te zullen nakomen, en dat je geen kwaad meer zult doen aan mens of dier of enig schepsel?” Hierop knielde de wolf neer en boog zijn kop, en met vriendelijke bewegingen van lijf en kop en oren gaf hij te kennen, voor zover hij daartoe in staat was, dat hij oprecht van plan was iedere overeenkomst met hen te eerbiedigen. Vervolgens zei Franciscus: “Broeder wolf, ik zou graag zien dat je hier, voor heel het volk, een plechtig teken van je goede trouw geeft, zoals je mij dat buiten de stadspoort gegeven hebt; en dat jij mij, die borg voor je staat, niet te schande zult maken.” 
Toen hief de wolf zijn rechter voorpoot op en legde die in de hand van Franciscus. En door dit feit en boven vermelde gebeurtenissen raakte het volk zo in bewondering en blijdschap om de vroomheid van de heilige, het uitzonderlijke van dat wonder en de vrede met de wolf, dat allen luid begonnen te jubelen, God prijzend en zegenend, die hun Franciscus had gestuurd om hen door diens verdiensten te bewaren voor de muil van een woest beest.
De bewuste wolf leefde twee jaar lang in Gubbio en ging rustig de huizen binnen, van deur tot deur, zonder iemand kwaad te doen en zonder dat hem kwaad geschiedde. En de mensen gaven hem vriendelijk te eten. En als hij zo door het veld en langs de huizen liep, was er nooit een hond die tegen hem blafte. En na die twee jaar stierf broeder wolf tenslotte van ouderdom, hetgeen de mensen heel jammer vonden; want zolang ze hem zo rustig en tam door de stad zagen lopen, werden ze des te beter herinnerd aan de deugd en de heiligheid van Franciscus.
Tot lof van Christus.
[Fioretti nr.21]

Karakteristiek is Franciscus' beroemde gebed om vrede.

Gebed om Vrede

Heer, maak mij tot instrument van uw vrede:
- dat ik, waar haat is, liefde breng;
- waar schuld is, vergeving;
- waar tweedracht is: eenheid;
- waar dwaling is: waarheid;
- waar twijfel is: geloof;
- waar wanhoop is: hoop;
- waar duister is: licht;
- waar narigheid is: blijheid.
Geef, dat ik zoek
niet zozeer getroost te wórden, als wel te troosten;
niet zozeer begrepen te wórden, als wel te begrijpen;
niet zozeer bemind te wórden, als wel te beminnen.
Want wie geeft, ontvangt;
wie zichzelf vergeet, vindt zichzelf;

wie vergeeft, wordt vergeven;
wie sterft, krijgt eeuwig leven.
Amen.

Franciscus zet een kerststal op 
Franciscus verlangde ernaar Christus zo getrouw mogelijk na te volgen. Alles wat daarbij kon helpen was welkom. Zo vroeg hij in 1224 toestemming aan de paus om een levende kerststal in te richten. Op die manier zouden hij en zijn volgelingen zich nog duidelijker Jezus' armoede voor de geest kunnen halen. Zijn levensbeschrijver vertelt het als volgt.

Waar hij vooral zijn zinnen op had gezet, wat hij het meest verlangde en zich onvoorwaardelijk had voorgenomen, was: overal en altijd het heilige evangelie te onderhouden en met uiterste nauwgezetheid en volledige inzet van zichzelf, met heel het verlangen van ziel en de vurigheid van zijn hart, volmaakt te doen wat onze heer Jezus Christus had geleerd, en zijn voorbeeld op de voet te volgen. Voortdurend bracht hij zich mediterend zijn woorden voor de geest en dacht hij diep over Jezus' leven na. Vooral de nederige gestalte waarin Hij geboren was, en de liefde, die Hij in zijn lijden had laten blijken, hielden zijn aandacht gevangen. Hij wilde aan bijna niets anders denken. Daarom moet ik wel vertellen en met eerbied in herinnering brengen, wat hij twee jaar voor zijn heerlijk afsterven in Greccio deed op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus.

Daar woonde een zekere Johannes, een man van goede naam, die door zijn levenswijze zich die naam meer dan waardig toonde. De zalige Franciscus had een bijzondere genegenheid voor hem. Al was hij immers van adel en stond hij in zijn omgeving in hoog aanzien, zelf hechtte hij aan dat alles niet veel waarde en daarom had hij de adeldom van zijn ziel de voorkeur gegeven boven de adel van zijn geslacht. 
Ongeveer twee weken voor Kerstmis liet Franciscus hem, zoals hij wel vaker deed, bij zich komen en zei: "Als je wilt dat we dit jaar in Greccio Kerstmis vieren, tref dan vlug voorbereidingen en doe precies wat ik je zeg. Ik wil de herinnering oproepen aan het Kind, dat in Bethlehem geboren is, en zo goed mogelijk met eigen ogen de pijnlijke en behoeftige omstandigheden zien, waarvan het, toen het nog maar net geboren was, al te lijden had; ik wil zien hoe het daar in een kribbe op stro lag tussen een os en een ezel." Toen zijn goede vriend dit hoorde, ging hij haastig aan het werk en trof alle voorbereidingen die de heilige hem had opgedragen.
De vreugdevolle dag kwam nader, het moment om juichend het gebeuren te herdenken, brak aan. Uit vele plaatsen waren de broeders uitgenodigd, de mensen uit de streek, mannen en vrouwen, zorgden, blij gestemd, voor fakkels en kaarsen om daarmee licht te brengen in die nacht, waarin een fonkelende ster met zijn licht alle dagen en jaren had verlicht. Tenslotte kwam ook de heilige en zag tot zijn vreugde dat voor alles gezorgd was. Men was een kribbe aan het maken en deed er stro in; ook werden er een os en een ezel bij gezet. Hier werd de eenvoud geëerd, werd de armoede tot iets verhevens gemaakt en de nederigheid aangeprezen. Greccio was als een nieuw Bethlehem. De nacht was helder als de dag, een verrukking voor mensen en dieren. En ze kwamen, mannen en vrouwen, opgetogen van een ongekende vreugde bij het zien van de geheel nieuwe manier, waarop het geheim werd gevierd. Het bos weergalmde van de stemmen en de rotsen kaatsten het geluid terug. De broeders zongen en brachten de Heer de verschuldigde lof. Het was een van juichen en jubelen vervulde nacht. Gods heilige stond voor de kribbe, telkens zuchtend uit diep medelijden, maar ook doorzinderd van een wonderlijke blijheid. Boven de kribbe werd de plechtige heilige mis gevierd en de priester werd bevangen van een ongekende ontroering. 
[Het verhaal over 'Hoe Franciscus zorgde voor een kribbe' ontlenen we aan Thomas van Celano 'Franciscus van Assisi. Eerste levensbeschrijving' Vertaling van Pater A.A.C. Sier ofm, Haarlem, Gottmer, 1976 ISBN 90-257-0870-6 p:79-81 (hoofdstuk XXX nr.84)].

Zo werd Franciscus de uitvinder van het gebruik om met een kerstmis een stalletje te zetten.

Enkele jaren vóór zijn dood trok hij zich terug in de eenzaamheid van Alvernia of La Verna op de Monte Penna. Daar ontving hij in 1224 de wondetekens ('stigmata') van Christus in zijn lichaam. Hij was toen al enige tijd ziek, reumatisch en zo goed als blind. Ook over zijn pijn sprak hij als over zijn 'lieve zuster'; de dood noemde hij 'onze zuster, de lichamelijke dood'. Het was in deze periode dat hij zijn prachtige zonnelied componeerde, een lofzang op de schepping en God, haar schepper.

Zonnelied 
Allerhoogste, almachtige goede Heer,
U zij de lof, de roem de eer
en alle zegeningen.
Aan U Allerhoogste komen ze toe
en geen mens is waardig 
U te noemen.
Wees geloofd, mijn Heer
met al Uw schepselen
speciaal heer broeder zon,
die de dag is
en ons door zichzelf verlicht.
In zijn stralende schoonheid
en grote glans
is hij van U, allerhoogste, 
het symbool.
Wees geloofd, mijn Heer
door zuster maan,
en de sterren.
U deed haar aan de hemel staan
klaar, kostbaar en charmant.
Wees geloofd, mijn Heer
door broeder wind
en door de lucht en de wolken,
het heldere en ieder ander weer
waardoor elk schepsel 
zijn onderhoud vindt.
Wees geloofd, mijn Heer
door zuster water,
die zo bruikbaar en deemoedig is,
zo kostelijk en kuis.
Wees geloofd, mijn Heer
door broeder vuur
die ons uw licht brengt
in de nacht.
Hij is zo lieflijk en vrolijk
en onverzettelijk in zijn kracht.
Wees geloofd, mijn Heer
door onze zuster, moeder aarde,
die ons draagt en voedt
en allerlei gewassen groeien doet
kleurrijke bloemen
en gras.
Wees geloofd, mijn Heer
door hen die vergeven
uit liefde tot U
wat hun is aangedaan;
die bij ziekte en verdrukking
hun geduld niet verliezen.
Zalig die ze in vrede doorstaan,
want door U, allerhoogste,
worden zij gekroond.
Wees geloofd, mijn Heer
door zuster dood
die ons lichaam ontbindt.
Geen mensenkind die haar ontloopt.
Wee die zij tegenkomt
met zonden beladen.
Zalig zij die zij geborgen vindt
in Uw heilige wil:
de tweede dood zal hen niet deren.
Lof en zegen mijn Heer.
Breng Hem uw dank
en hoge eer
en diepe nederigheid.
Amen.

--- Franciscus en Broeder Jacoba --- 
Een van de talrijke verhalen die over hem bekend zijn, vertelt over vrouwe Jacoba (ook Giacomina, Jacobina, Jacolina, Jacomina, Jacopa of Jacqueline) Frangipani († 1239; feest 8 februari). Zij was een weduwe, stammend uit de Romeinse adel en bezat een landgoed te Septisoles niet ver van Rome. Op zijn talrijke bezoeken aan Rome ging hij herhaaldelijk bij haar langs. Zij luisterde graag naar hem en had er plezier in lekkere dingen voor hem klaar te maken. Franciscus noemde haar liefkozend Broeder Jacoba. 
Toen Franciscus stervende was en voelde dat zijn einde naderde, gaf hij een van zijn broeders de opdracht Vrouwe Jacoba te gaan waarschuwen. Dan konden zij nog afscheid nemen van elkaar. En of ze dan niet wilde vergeten nog één keer van die lekkere koekjes voor hem te bakken. Maar de broeder had nauwelijks de stadspoort van Assisi achter zich gelaten, of daar zag hij in de verte Vrouwe Jacoba al aankomen, en naar gauw bleek, mét haar koekjes. Zij had zelf al gevoeld dat Broeder Franciscus snel achteruit ging. Maar toen zij voor de poort van het kloostertje verscheen waar Franciscus werd verpleegd, kon broeder portier haar niet binnenlaten; een vrouw mocht niet in het slot. In verlegenheid ging hij aan Vader Franciscus zeggen dat Zuster Jacoba buiten voor de poort stond, maar dat hij haar niet kon binnenlaten vanwege het slot. Na enig nadenken zou Franciscus toen geantwoord hebben: "Nee, dat is zo, Vróuwe Jacoba mag niet in het slot. Maar Bróeder Jacoba natuurlijk wel. Ga nog eens kijken om te zien of het niet Broeder Jacoba is die van mij afscheid komt nemen." Stralend om deze simpele oplossing liet broeder portier Broeder Jacoba bij de stervende Franciscus. De meegebrachte koekjes kon zijn maag op dat moment al niet meer verdragen...

Franciscus stierf op 3 oktober 1226, nadat hij eerst vergiffenis had gevraagd aan broeder ezel, zijn lichaam, dat hij omwille van Christus zo weinig genoegens had gegund en op zijn 44e volkomen afgeleefd was.

Verering & Cultuur

Reeds twee jaar na zijn dood werd Franciscus heilig verklaard. Op zijn graf in Assisi werd de San-Francescokerk gebouwd (1228-1253). Ze werd fantastisch versierd met afbeeldingen uit zijn leven door de beste Italiaanse kunstenaars van die tijd. Hoe mooi en kunstzinnig ook, eigenlijk was dit alles in tegenspraak met zijn geest van eenvoud.
De talrijke anekdotes die er over zijn leven de ronde deden, werden verzameld in het boekje 'Fioretti' ('Bloempjes van Franciscus'). Zijn medebroeder Thomas van Celano schreef twee levensbeschrijvingen.
Hij is hoofdpatroon van Italië; daarnaast van de kerkelijke Staat en de landstreek Umbrië en van de Italiaanse steden Assisi, Bologna, Borgo Val di Taro, Castiglione, Ferrara, Gubbio, Livorno, Mantua, Modena, Palermo, Pesaro, Piacenza, Urbino.

In Zwitserland van het bisdom Basel en in de Verenigde Staten van San Francisco (Californië) en Santa Fe (New Mexico; oorspronkelijk La Villa Real de la Sante Fe de San Francis de Asis).
Verder is hij patroon van de franciscanen, van de armen, van de Katholieke Actie en van de sociale arbeid; van kooplieden, lakenhandelaren, vlashandelaren, kleermakers en wevers; van behanghandelaren en correspondenten in vreemde talen.

Toen in 1931 een geschikte datum werd gezocht voor werelddierendag, koos men voor zijn feestdag, 4 oktober. Sinds 1979 is hij ook patroon van het milieu, van milieubeschermers en ecologen. Zo is hij ook patroon van vogels en andere dieren.

Zijn voorspraak wordt ingeroepen tegen hoofdpijn en de pest.

Hij wordt afgebeeld in het kleed van zijn orde (bruine pij met wit koord; in het afhangende gedeelte van het koord zijn drie knopen gelegd; bruine capuce, rond en stijf met kraagvormige schoudermantel; sandalen). Verder is hij altijd te herkennen aan Christus' wonden in handen en voeten. Vaak heeft hij een kruis, een boek en een doodskop (teken dat alles op deze wereld voorbijgaat en dat men zich dus consequent op het hiernamaals richt). Soms ziet men hem afgebeeld in gebed, de armen gespreid; vaak krijgt hij vanuit de hemel door een cherubs (rood gekleurde zesvleugelige engel) Christus' wondetekenen toegestuurd.

In 1946 publiceerden Gabriël SMIT (rijmpjes) & Piet WORM (prentjes) een boekje over heiligen voor kinderen: ‘Roosjes uit de Hemeltuin’; Utrecht/Antwerpen, De Fontein. Het bevat ook een rijmpje voor Franciscus:
Franciscus, die de dieren riep
Tot lof van Hem, die alles schiep,
De duif, de uil, de pelikaan,
Zij hoorden u gelukkig aan,
Hun hart vol liefde, onbevreesd.
O was ik er toch bij geweest!

[000; 000»Bk:58-miljoen:21(maakt eigen ruwe pij); 000»Bk:Balkenende:23; 000»Bk:Cowie:196(164:kerk:Ranchos-de-Taos, Nw-Méx).96.109(kerk:Palma-Mallorca).110.111.124(110:kleed).; 000»Bk:Dilweg-Guy:Franciscus/Levens-evangelie; 000»Bk:Franciscus:Geschriften; 000»Bk:Franciscus-Bloempjes; 000»Bk:Gobry-Ivan:Franciscus; 000»Bk:Hamlyn-Paul:Life&Times; 000»Bk:Heiligtum-La-Verna; 000»Bk:Leclerc-Eloï:Symbolen; 000»Bk:Smits-Hendr.-M.:Vader-Frans; 000»Bk:Verbeek-Herman:Zanger-op-de-heuvel; 000»Bonaventura:bk:28.34.108(krib); 000»Cosmas†Damianus:bk; 000»Dominicus:bk:102.138; 000»sys;000»Bk:Thomas-Celano:1e-levensbeschr.; 000»Bk:Thomas-Celano:2e-levensbeschr.; 109p:640(vig).672; 111p:518-23; 113»Francis; 122; 123p:181.183.186; 126p:21; 132; 133p:102(ontv.van Honorius-paus 3 goedgek. regel); 149/3p:329; 150p:107; 152p:86; 156p:68; 158p:46; 163p:188; 165p:228; 166p:170.173(vogels).177(lam); 167p:263.283(lam); 170(vogels); 176p:92-93; 181p:59; 183; 184p:1209:7.1312:3; 186:94(stig).99(vogels); 191p:129.134; 193p:88.89; 200/2; 201p:32(boven:1).83; 203p:40.50; 204p:98; 217p:10(stig); 224p:51; 227p:167H66.168H67; 230p:223(myst.huw.).256; 233p:348; 234p:82.84.85; 235; 237; 240p:40; 242p:56(stutk.). 57(geneest). 58(deeltmantel). 59(vogels). 6164(regelgoedgek.). 64(kribbe). 65(Assisi).114(ontkleed); 245p:87(stig); 257p:84(mid). 86.90; 258p:99; 268p:139; 270:fo:141;273p:1194; 282b:250(†Dominicus); 291; 293p:196.197»Francis; 300p:228;301p:29.97.99 stig); 307p:54.55; 333p:64.65; 338p:96; 345p:81-83; 500; Dries van den Akker s.j./2007.09.22]


Franciscus van Assisi († 1226; feest 4 oktober)
Voor Rond Zending 2006, oktober: Thema ‘Vriendschap’

10
Wandschildering, volgens sommige deskundigen wellicht authentiek portret.

Eigenlijk heette hij Giovanni, Johannes. Maar zijn vader, Bernardone, was in korte tijd rijk geworden van de handel in dure stoffen. Hij had zelfs klanten tot in Frankrijk. En dat wou die weten ook. Daarom noemde hij zijn zoon 'Fransmannetje', Franciscus. Het zal je maar overkomen.
Vader was niet van adel, maar wilde er wel graag bijhoren. Hij smeet met geld, gaf zijn zoon buidels vol rinkelend muntgeld om van te trakteren en zo vrienden en vriendinnen te maken. Bovendien liet hij zijn zoon bij de adel leren paardrijden, speerwerpen, dansen, citer spelen, liedjes maken, worstelen, kortom, alles waar je aanzien door kreeg. En Franciscus was overal de beste in. Niemand in het stadje zo populair als hij. Glamourboy.
En toen werd hij ziek. Langdurig. Van lieverlee bleven alle vrienden en vriendinnen weg. Dat zette hem aan het denken: ‘Waar ga ik dan mijn leven op baseren?’ Toen hij weer aan de beterende hand was, maakte hij korte wandelingetjes. Op een dag rustte hij uit in een bouwvallig kapelletje even buiten het dorp. Was hij in slaap gevallen? Hij meende een stem te horen: “Franciscus, ga mijn kerk opnieuw opbouwen.” Er was niets anders dan het kruisbeeld. Had dat gesproken? 
Franciscus verkocht stoffen uit de voorraadkelder van zijn vader. Van de opbrengst kocht hij hout en stenen en begon het kapelletje op te knappen. Dat had het kruisbeeld immers gevraagd. Toen vader thuiskwam was het huis te klein. Zijn goeie geld weggegooid voor een zo’n gebouwtje waar nooit iemand kwam. Hij wilde zijn geld terugzien. Wendde zich zelfs tot de rechter. Deze stuurde hem door naar de bisschop. De hele bevolking, tuk op schandaal, er achteraan. Woedend zette vader zijn zaak bij de bisschop uiteen. Deze wendde zich tot Franciscus: “Wat heb je hierop te zeggen?”
Franciscus gespte de buidel met rinkelend muntgeld los en gooide die zijn vader voor zijn voeten. Trok zijn hemd uit en gooide dat zijn vader voor de voeten. Zijn schoenen, zijn broek, alles. Er was een beschaamde stilte neergedaald in de menigte toeschouwers. “Heb ik nu nog iets van je aan?” hoorden ze de naakte jongen aan zijn vader vragen.
Nu kwam de bisschop achter hem staan en sloeg zijn wijde mantel om hem heen. Van toen af hoorde Franciscus definitief bij Christus.|
Hij trok rond met een paar nieuwe vrienden en zong liedjes over God. In alle eenvoud.


Franciscus van Assisi († 1226; feest 4 oktober)
Voor Rond Zending 2007, november: Thema ‘Christus Koning van de Vrede’
10

Wandschildering, volgens sommige deskundigen wellicht authentiek portret.

Als er één heilige is geweest die tot onze verbeelding spreekt als toonbeeld van vrede, dan wel Sint Franciscus van Assisi. Zijn volgelingen wensen je - geheel in zijn stijl - tot op de dag van vandaag ‘vrede en alle goeds’. 
Toen in Gubbio de bevolking werd bedreigd door een hongerige wolf, die zelfs babietjes wegroofde en ze aan haar jongen te vreten gaf, stapte Franciscus er op af, en sloot vrede tussen de wolf en de bevolking. Sommige uitleggers menen dat het hier een bandiet betreft die in het verhaal als wolf wordt voorgesteld. Bij een andere gelegenheid bewerkte hij vrede door een troep snaterende ganzen in een stel ruziënde mensen te drijven…
De vrede was hem dierbaar. In zijn Zonnelied wijdt hij er een couplet aan:
Wees geloofd, mijn Heer
door hen die vergeven
uit liefde tot U
wat hun is aangedaan;
die bij ziekte en verdrukking
hun geduld niet verliezen.
Zalig die ze in vrede doorstaan,
want door U, allerhoogste,
worden zij gekroond.

Indrukwekkend is zijn gebed om vrede. Het werd wereldberoemd, omdat het als lied werd gezongen bij de uitvaart van prinses Diana in september 1997: ‘Make me a channel of thy peace…’)

Gebed om Vrede 
Heer, maak mij tot instrument van uw vrede:
- dat ik, waar haat is, liefde breng;
- waar schuld is, vergeving;
- waar tweedracht is: eenheid;
- waar dwaling is: waarheid;
- waar twijfel is: geloof;
- waar wanhoop is: hoop;
- waar duister is: licht;
- waar narigheid is: blijheid.
Geef, dat ik zoek
niet zozeer getroost te wórden, als wel te troosten;
niet zozeer begrepen te wórden, als wel te begrijpen;
niet zozeer bemind te wórden, als wel te beminnen.
Want wie geeft, ontvangt;
wie zichzelf vergeet, vindt zichzelf;
wie vergeeft, wordt vergeven;
wie sterft, krijgt eeuwig leven.
Amen.


Franciscus over 'Dierendag'
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 5 oktober 2008

Ik hoop, luisteraar, dat u van kunstwerken houdt. Misschien bezoekt u wel eens een museum of een kerk om te genieten van mooie afbeeldingen. De kunstenaar heeft er iets van zijn of haar eigen ziel in gelegd, en u voelt het aan, verstáát het.

Precies dat heb ik altijd gehad als ik naar de schoonheid keek van de natuur: de zon, de maan, de sterren, de wind en de wolken, water en vuur, de aarde met al wat er op groeit, de mensen, en ja: zelfs de dood. Voor mij waren het kunstwerken. Ze drukten iets uit van de ziel van de grote kunstenaar, God.

Gisteren was het dierendag, 4 oktober. Men heeft die dag gekozen ter ere van mij, Franciscus van Assisi. Omdat ik zo'n bijzondere band had met de dieren. Dat was ook zo. In hen zag ik steeds de grote liefde die ons omringt. Hun variatie, hun kleurschakeringen, hun manier van bewegen, hun karakter: in dat alles bewonderde ik de vindingrijkheid van onze Schepper.

Dat had ik nog sterker, als ik een lammetje zag: dat deed mij altijd aan Christus denken. Ik was eens met een aantal broeders onderweg. We zagen een kudde bokken, en daartussen in één lammetje. Zo klein, zo kwetsbaar. Ik wees mijn broeders erop dat zó Christus had rondgelopen tussen de mensen van zijn tijd. De herder was zo goed ons dat lammetje af te staan. We zijn ermee naar de bisschop gegaan. Die was eerst verbaasd. Wat moesten zes volwassen kerels met zo'n beest tussen zich in? Maar toen hebben we het hem uitgelegd. Hij was dankbaar voor ons verhaal en wenste ons het beste. Omdat we nu ook niet meer goed wisten wat we ermee aan moesten, hebben we het ondergebracht bij Clara en haar medezusters. Zij hebben voor het dier gezorgd als voor Christus zelf.

Zo kon ik ook geen worm zien zonder aan Christus te denken. Die had zichzelf immers tijdens zijn gebed in de tuin vergeleken met een worm. Ik raapte zo'n diertje altijd op: 'Broeder worm. Wees toch voorzichtig. Straks word je nog vertrapt of overreden door een voorbijganger.' Dan zette ik het voorzichtig aan de kant van de weg.

Anderen maakten zich soms vrolijk over mijn kinderlijke gedrag. Maar ik voelde de liefde die de schepper in die levende wezentjes had gelegd. Zelfs bij dieren die gevaarlijk waren. Zoals bij de wolf die de stad Gubbio onveilig maakte. Het was winter en het dier had niets te eten voor zijn jongen. Het drong zelfs de stad binnen om babietjes te stelen. Die arme mensen hebben toen mij geroepen. Ik heb de wolf vol liefde en medelijden gezegd dat mensenkinderen niet door de schepper waren gemaakt om door wolven te worden opgevreten. Evenmin waren wolven gemaakt om van honger om te komen. We hebben een afspraak gemaakt. De mensen zouden elke avond voedsel buiten de deur zetten. Al hadden ze zelf nog zo weinig. Zo konden de mensen en de wolven in vrede met elkaar leven.

Waarschijnlijk hebt u wel gehoord dat ik eens een preek voor de vogels heb gehouden. Ze kwamen keurig in rijen voor mij zitten; keken vol eerbied naar mij op. Ik liep tussen ze door; mijn pij raakte hen soms aan, maar ze bleven onverstoorbaar zitten. Ik zei tegen ze:
"Geliefde vogelzusters, jullie mogen je Schepper, God, wel heel dankbaar zijn. Hij heeft jullie de vrijheid gegeven om overal heen te vliegen. Hij heeft jullie de lucht toegewezen. Jullie hoeven niet te zaaien of te oogsten; maar God voedt je; Hij geeft je rivieren en bronnen om te drinken, bergen en dalen om je in veiligheid te brengen, en hoge bomen om er je nest in te bouwen. Hij kleedt jullie met de prachtigste kleuren. En geeft jullie de mooiste stemmen. Hij moet wel heel veel van je houden. Laat de mensen genieten van je schoonheid. Zo breng je het meeste eer aan God, onze schepper en Heer."

Wat zei Jezus ook alweer?
"En jullie zijn toch nog veel meer dan vogels...?"


Het verlangen van een medebroerder van Franciscus
Voor Rond Zending: 2008, november. Thema 'Verlangen'

9Franciscus ontvangt stigmata.

Van Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïetenorde, is de uitspraak bekend: ‘Als de volmaaktheid alleen in goede verlangens bestond zou ik het van niemand ter wereld hoeven te verliezen.’ Theresia van Lisieux kende soortgelijke gevoelens. ‘Als je bidt – aldus Ignatius – vraag dan wat je verlangt.’ Voor vele heiligen zijn de verlangens signalen van God in je leven.

Maar omdat we in de maand van Allerzielen zitten, kiezen we als voorbeeld van verlangen het verhaal van de stervende franciscaner broeder. Het is te vinden in de Fioretti van Franciscus, bloemlezing van verhaaltjes over Franciscus en de broeders van het eerste uur.
Een niet nader genoemde broeder lag ziek te bed. Hij was stervende en verlangde ernaar bij zijn Heer Jezus in de hemel te zijn. Toen verscheen hem Moeder Maria. Zij had drie heilige maagden bij zich; elk droeg een potje stroop. De broeder was zielsgelukkig. Het moment was gekomen. Maar Maria sprak: "Nee, zover is het nog niet. Maar om het wachten wat te verzachten hebben wij iets voor je meegebracht." Ze wenkte de eerste maagd en opende het eerste potje stroop. Onmiddellijk verspreidde zich een heerlijk hemelse geur in het ziekenkamertje. Met een zilveren lepeltje diende zij de broeder wat stroop toe. Zodra de broeder ervan geproefd had, begon het van binnen bij hem te tintelen en te gloeien. Hij kon zijn ziel bijna niet meer in zijn lichaam houden. "Niet meer, heilige Moeder, want zoveel zoetheid kan ik niet verdragen." De Heilige Maagd schepte echter voor hem het hele potje leeg en begon aan het tweede. "Mijn zoon, proef hier ook nog maar wat van." "Maar die eerste was al zo verrukkelijk. Ik zal het niet kunnen verdragen. Dan zou ik misschien toch nu al sterven. En dat is immers nog niet de bedoeling?" Onverstoorbaar diende de Heilige Maagd hem het tweede potje toe. Toen zei ze: "Houd moed. Want ik zal je gauw komen ophalen om je te geven waar je al zo lang naar verlangt. Dan zal ik je bij mijn Zoon brengen." De zieke broeder was door de hemelse spijs zo verkwikt dat hij nog enige dagen welgemoed heeft geleefd. Door zijn opgewektheid beurde hij de bezoekers op. Enige dagen later ging hij vol vreugde en blijdschap over van zijn ellendig zieke bestaan naar het gelukzalige leven. Tot lof en eer van Christus Onze Heer.